fbpx
Home Interview Koos Bienefelt (96) was dwangarbeider in Dachau

Koos Bienefelt (96) was dwangarbeider in Dachau

‘God was altijd vanzelfsprekend en nabij’

door Danielle Feddes
Koos Bienefelt

Koos Bienefelt was dwangarbeider in Dachau. Hij werd als tiener bij een razzia van straat geplukt om dwangarbeid te verrichten in Duitsland. Maar het beschadigde hem niet: ‘In alles zit een lichtpuntje, dat moet je zien aan te steken.’

Niemand heeft de eeuwige jeugd maar Koos Bienefelt uit het Brabantse Veldhoven oogt voor zijn 96 jaar bepaald niet versleten. Traplopen, boodschappen doen en mijn zware tas dragen: hij doet het met gemak. Wat vast helpt is zijn opgeruimde karakter. Of de kunst om van het leven te genieten. ,,Als een van de kleinkinderen verkering krijgt, neem ik ze mee naar het eetcafé hier. Dan leer je elkaar beter kennen. Mijn drie kinderen, zeven klein- en acht achterkleinkinderen zijn me zeer dierbaar.’’ Eenzelfde werkwijze hanteert hij met vrienden -al heeft hij die niet meer van zijn eigen leeftijd. ,,Maar dat heeft me nooit verhinderd om nieuwe vrienden te maken.’’

Met het vertellen van zijn levensverhaal heeft hij dan ook geen probleem, ook niet over zijn tijd als dwangarbeider in Duitsland. ,,Die verhalen moeten gehoord worden.’’

Ligt u wel eens wakker van wat u hebt meegemaakt? 

,,Nee, om eerlijk te zijn heeft die ervaring mij meer gevormd dan beschadigd. Het was mijn geluk dat ik met achttien jaar een van de jongsten in onze arbeidsgroep was, nog zonder beroep. De ambachtslieden werden er namelijk al snel uitgehaald. In Dachau bijvoorbeeld, waar wij in een werkkamp huisden naast het vernietigingskamp. Ik heb ze daar zien lopen, de ‘Nacht und Nebel’-gevangenen: politieke gevangenen die werden ontmenselijkt, als een soort zombies zou je kunnen zeggen. Dan hadden wij het zo erg nog niet.”

Ik heb ze daar zien lopen, de Nacht und Nebel-gevangenen; dan hadden wij het zo erg nog niet.

,,De groep met twee linkerhanden waar ik toe behoorde, werd doorgestuurd naar Oostenrijk om te werken aan verdedigingslinies of de wegen sneeuwvrij te maken. Al ging dat met twee linkerhanden natuurlijk niet zo heel hard. Veel eten kregen we niet: een kom waterige koolsoep per dag. Maar we hadden geluk dat Nederlanders daar goed bekend stonden omdat ons land na de Eerste Wereldoorlog arme Oostenrijkers had opgevangen. De gezinnen in het dorp gaven ons vaak te eten en we bezochten ze soms thuis. Ik ben een paar jaar geleden met mijn zoon naar het dorp terug gegaan en toen de schooldirectrice dat hoorde, liet ze mij een gastles geven voor alle kinderen van school. Daar heb ik warme herinneringen aan.’’

Waar denkt u liever niet aan terug?

,,Tijdens transport zijn we intensief beschoten door geallieerde vliegtuigen. Onze groep kon dekking zoeken in een weiland, maar de eerste wagon achter de locomotief had de volle laag gekregen. Daarin zaten hele jonge jongens van de Hitlerjugend. Die wagon heb ik na de aanval leeggeruimd, samen met een vriend. Dat was het meest ingrijpende wat ik heb meegemaakt: voor de uitgang lagen acht jongens die allemaal weg hadden proberen te komen. Ze misten door de beschieting ledematen, een ander lichaam miste een hoofd: zulke beelden laten je niet los. Dat gevoel erbij kan ik zo weer oproepen. Het is een harde kennismaking met de dood als je jongens zoals jij onder je handen ziet sterven. Ik ben het ook nooit vergeten maar het hield me niet wakker.”

De eerste wagon achter de locomotief had de volle laag gekregen. Zulke beelden laten je niet los.

,,Ik heb altijd de sterke overtuiging gehad dat ik eruit zou komen. Mijn vertrouwen op God was erg groot. De omstandigheden waren soms bar maar ik wist dat het beter zou worden omdat Hij voor me zorgde. Het komt weer goed: die grondhouding is eigenlijk altijd in mijn leven bij me gebleven. In alles zit een lichtpuntje, dat moet je zien aan te steken.’’

Hoe was het om thuis te komen?

,,Mijn terugkeer ging zonder veel bombarie. Ik liep ’s middags de straat in en zag bij ons huis een meisje de ramen wassen. Ik vroeg wie zij was maar het bleek mijn moeder te zijn. Die was voor de oorlog best mollig maar nu helemaal afgevallen. Ze zei alleen: ‘Loop maar door naar achteren’, waar mijn vader me begroette. Ik vroeg of ik mocht mee eten en dat was uiteraard in orde. Daarna hernam het leven zo snel mogelijk zijn loop weer.’’

Ik zag bij ons huis een meisje de ramen wassen. Het bleek mijn moeder te zijn.

,,Het rare is dat ik jaren lang niet sprak over wat ik meegemaakt heb, ook niet nadat ik weg was uit onze geboorteplaats Zierikzee. En ook niet met mijn vrouw inderdaad –al is het heus wel eens ter sprake gekomen, ook met de kinderen. Het is nu lastig voor te stellen, maar zomaar over de oorlog beginnen of bij een ander naar vragen: dat deed je gewoon niet. Sterker nog: ik heb tien jaar met een collega dagelijks samen van en naar ons werk in het Philips-laboratorium bij Eindhoven gefietst en er geen woord over gewisseld. Pas na onze pensionering bleek dat hij ook tewerkgesteld was. We hebben het er gelukkig nog uitgebreid over kunnen hebben toen. Dat zwijgen was geen kwestie van trauma, maar je deed dat in die tijd gewoon niet: iedereen keek naar voren, niet terug.’’

Wat waren kruispunten in uw leven?

,,Toen ik na mijn diensttijd in 1949 in Eindhoven kwam werken, werd ik na mijn eerste kerkbezoek opgevangen door jonge mensen van de landelijke beweging Jeugd en Evangelie. Dat maakte diepe indruk en tot aan ons trouwjaar zijn Wies en ik daar zeer druk mee geweest. Het was de basis voor vele jaren ouderlingschap en diakenschap, en daarna nog vele jaren vrijwilligerswerk  in de ouderenzorg.’’

Wies en ik stonden hetzelfde in het leven: vertrouwen en geloof hebben ons huwelijk gestempeld.

,,Ik heb warme herinneringen aan mijn vrouw Wies, die in 2011 is overleden. We stonden hetzelfde in het leven en deelden veel. Toen we samen begonnen, hadden we nauwelijks iets – maar vertrouwen en geloof hebben ons huwelijk gestempeld: ‘Het komt altijd goed.’ Ze kon goed sparen, maar zorgde wel dat er elke week een flesje wijn was. Want zondag is een feestdag, zei ze altijd, ‘dat moeten we vieren.”’

Miste u uw werk als hoofdchemicus bij Philips toen u met pensioen ging?

,,Omdat ik door mijn moeder behoorlijk zelfstandig was opgevoed, kon ik ook koken, wassen en strijken. Dus toen mijn pensionering als hoofdchemicus kwam, heb ik veel van Wies’ taken overgenomen, tot haar plezier. ‘Je hebt je hele leven voor Philips in allerlei potjes geroerd; ga daar thuis maar gewoon mee verder’, zei ze. En dat heb ik gedaan. Nog steeds kook ik mijn eigen eten, dat bevalt me goed. En mijn kleding koop ik zelf. In het huis krijg ik soms hulp, bijvoorbeeld met de tuin. Maar bijvoorbeeld die beregeningsinstallatie die je ziet, die heb ik zelf aangelegd.”

Als ze langskwam, was dat een hele reis met de tram, de boot en de trein

,,Het leuke van Wies was ook dat ze goed kon opschieten met mijn moeder. Als die langskwam – mijn vader overleed al betrekkelijk jong- dan was dat een hele reis: eerst met de tram, dan de boot, dan de trein. Dus die bleef hier gerust twee weken bij ons in Veldhoven. Dat vonden we heel gezellig, de kinderen en ik. Maar Wies ook zeker: die twee waren bijna hartsvriendinnen.’’

Een jeugdvriendin van u werd gedeporteerd…

,,Bijzonder om te noemen -behalve het gelukkige huwelijk met mijn vrouw Wies- is mijn jeugdvriendschap met Roosje van Dijk in mijn geboortedorp Zierikzee. Tijdens de pauzes op de mulo in Zierikzee zocht ik haar wel eens op en dan gaf ik haar een gummetje of een lineaal uit mijn vaders kast. Gewoon een prille vriendschap was het. Tot ze op een dag weg was -gedwongen naar Amsterdam verhuisd, begrepen we later.”

Haar naam staat in Amsterdam gebeiteld in steen: Rosa van Dijk

,,Pas in 1995 bij een bezoek aan het Yad Vashem-instituut in Israël, vond ik haar naam terug. Ze bleek al in 1942 met haar familie vermoord, 15 jaar oud. Toen in 2021 in Amsterdam het Holocaust Namenmonument kwam, heb ik haar naam geadopteerd -zoals dat heet. Het certificaat hangt in mijn woonkamer en haar naam staat in Amsterdam gebeiteld in steen: Rosa van Dijk. Een foto van haar bestaat niet maar haar naam is niet vergeten.’’

Wat zegt het woord vergeving u?

,,Ik voel geen wrok over mijn jeugd ten opzichte van het Duitse volk, als je dat bedoelt. Zij waren mensen als jij en ik – en wat ze deden een uitvloeisel van een vervloekt systeem. Er zijn leiders die waanzin in hun leven toelaten, en daar plukken anderen de wrange vruchten van. Dat ligt buiten mijn bevattingsvermogen.”

Ik heb veel meer met Gods vanzelfsprekendheid en Zijn nabijheid

,,En als het om de Holocaust gaat is het ook mijn plek niet om over vergeving te spreken -omdat ik daar geen partij in was. Als het om geloofswoorden gaat dan heb ik veel meer met Gods vanzelfsprekendheid en Zijn nabijheid. Zoals het jodendom dat als waarheid beleeft: Hij is er altijd bij.’’

Tekst: Niek Stam

Beeld: Koos Bienefelt met het dagboek van zijn werkkampervaringen. (Foto: Niek Stam)

Lees ook het verhaal van Marcus de Koning: https://www.elisabethmagazine.nl/na-bombardement-op-de-vlucht-naar-friesland/

Tweewekelijks het Elisabeth Magazine vol authentieke interviews, fotografie, gedichten en bemoedigende woorden thuis ontvangen? Neem een abonnement. Of download een inkijkexemplaar gratis.

 

 

 

Copyright © Royal Jongbloed All Rights Reserved