André Troost (1948) is predikant en publicist. Zijn kerkliederen zijn opgenomen in diverse liedbundels. Sinds 1982 is hij als columnist aan de Elisabethbode verbonden. Zes jaar geleden ging André Troost met emeritaat. Hij geniet van deze levensfase, waarin het ouder worden lichamelijk nog geen belemmeringen geeft. Toch merkt hij het wel. ‘Ik probeer steeds minder grote dingen te zeggen.’
‘Mijn hele leven ben ik op zoek naar God, zonder Hem echt te vinden’
In oktober passeerde hij een magische grens. André Troost werd zeventig en dat vindt hij een stuk ouder klinken dan een getal met een zes erin. We zitten in de zonnige serre van het huis in Ermelo, waar zijn vrouw en hij na zijn emeritaat zijn neergestreken. ,,Op mijn lijst staat nog wel dat ik een hobby ga doen”, zegt hij nonchalant. ,,Koken ga ik aanpakken. Ik zie er als een berg tegenop, want ik wil het natuurlijk goed doen.” Er klinkt een snuivend geluid vanaf de bank, waar zijn vrouw zit. Dat kán een verkoudheid zijn.
Meer vrije tijd, daar genieten we mateloos van
 
 Maar zonder gekheid: hij merkt er geestelijk en lichamelijk weinig van dat hij ouder wordt. Als hij op de kansel staat – ‘Wist je dat ze die ook wel de gezonde apotheek noemen?’ – is het alsof hij wordt opgetild. Hij ervaart het als een cadeautje dat hij nog kan preken en het heerlijk vindt bovendien. Het voordeel van geen gemeentepredikant meer zijn is wel dat er nu meer tijd is voor andere dingen. Elke dag een halfuur wandelen bijvoorbeeld, orgelspelen, vaker een dagje naar de kinderen of zomaar eens een lange fietstocht maken over de Veluwe. ,,Daar genieten we mateloos van.” Maar verder zit hij nog steeds elke dag om negen uur op zijn studeerkamer. Hij verveelt zich geen moment.
Hij is dus na zijn pensionering niet in een gat gevallen, kent dat gevoel niet. Wat hij soms wel mist, is een eigen gemeente. Want het ‘gewone dienstwerk’ heeft hij altijd prachtig gevonden. ,,Het midden in een gemeenschap wonen en samen proberen het evangelie handen en voeten te geven in de samenleving. De ontmoeting in de zondagse eredienst, samen zingen. Dat is zo mooi. Aan de andere kant hoef ik nu de sores van mensen niet meer mee te dragen. Want dat gebeurt toch, je probeert mensen te helpen en daar lijd je zelf ook aan. Ik voelde dat in mijn ziel, kon weleens wakker liggen van problemen op ethisch vlak die me rationeel en emotioneel raakten. Echtscheidingen bijvoorbeeld, en narigheden binnen de kerkenraad.’
Na 40 jaar op de voorgrond nu op de achtergrond blijven
 
 In zijn nieuwe woonplaats houdt hij zich bewust wat afzijdig van het gewone gemeenteleven. Ze kozen voor Ermelo omdat André hier in de jaren tachtig wijkpredikant was. En ook omdat hun dochter Hanneke hier is begraven. Het is best moeilijk om er nu als ‘gewoon’ gemeentelid een positie in te nemen. ,,Ik leef nu anders mee dan toen ik predikant was. Minder intensief. Maar dat wordt lastig als iemand ziek is of stervend. Mensen hebben de neiging je dan toch als pastor te betrekken. Ik probeer die situaties daarom te vermijden. Het is trouwens ook wel fijn om na veertig jaar op de voorgrond nu op de achtergrond te blijven, dus ik kan niet zeggen dat ik eronder lijd. Maar ik vind het lastig. Mijn vriendschappen heb ik om die reden voor het grootste deel buiten de gemeente.”
Vroeger lagen mensen in katzwijm voor de dominee. Gelukkig is dat eraf
André Troost is schrijver van (dag)boeken en dichter van bekende kerkliederen. Dat dichterstalent openbaarde zich op het gymnasium toen hij, zonder dat overigens te zeggen, een zelfgeschreven lied aanleverde voor de paasviering. Nu geldt hij als iemand die in kerkelijk Nederland een bepaald aangezien geniet. Hij voelt zich zichtbaar ongemakkelijk bij die typering. ,,Nou, aanzien, aanzien… Ik word weleens aangeklampt door iemand die iets gehad heeft aan een lied. Of ik krijg een mooi compliment, zoals ooit van professor Graafland: ‘André, die gedichten van jou lijken wel psalmen.’ Dat motiveerde mij wel om door te gaan.
Een heel enkele keer merkte ik dat ik naar de ogen werd gekeken. Maar dat was vroeger veel meer dan nu; toen lagen mensen in katzwijm voor de dominee. Ik ben ook niet meer die knappe jongeman van toen natuurlijk. (Zijn vrouw snuift opnieuw.) Dat het aanbidderige eraf is, vind ik prima. Met al dat ge-beamer van tegenwoordig zie je trouwens niet eens meer wie een lied heeft gemaakt. En met ‘Nederland Zingt’ ben ik volgens mij de enige die doorheeft dat er een lied van mij wordt gezongen.”
Maar het schrijven en dichten is toch een soort van levenswerk dat hij nalaat aan komende geslachten. Hoe mooi is het als zoiets uit je leven voortkomt? ,,Nou, levenswerk, levenswerk…” Hij schuift wat ongemakkelijk heen en weer. ,,Ja, het beroerde is dat ik altijd de neiging heb om dit soort gedachten van me af te schuiven, te bagatelliseren. Ik ben natuurlijk van huis uit wel zo geprogrammeerd dat hoogmoed zo ongeveer de grootste zonde is die een mens kan begaan.”
Omgaan met verlieservaringen
Laatst drong voor het eerst echt binnen dat hij in een levensfase is beland dat veel mensen met wie hij vroeger samenwerkte er niet meer zijn. Dat vindt hij een spijtig gevoel. ,,Het went in zekere zin wel. Het gebeurt nu aan de lopende band en je hebt geen ruimte om het met dezelfde emotionaliteit door te laten dringen. Doordat je ook meer nadenkt over je eigen dood, krijgt het fenomeen iets vertrouwds. Niet als vriend, het blijft de laatste vijand, maar doordat er een verschuiving optreedt.”
Ook het verdriet om het verlies van zijn dochter is anders geworden. ,,Het hele rauwe gaat eraf. Gaandeweg heeft het wel een plekje gekregen, vraag me niet hoe en waar, maar het is beter te hanteren.”
Zonder deze Bijbel en dit evangelie zou ik niet verder kunnen
Jaren geleden schreef hij in de Elisabethbode over het weerzien met haar in de hemel. Door de jaren heen is zijn denken over de hemel veranderd. ,,Het komt nu dichterbij, maar het zal totaal anders zijn dan ik het me nu voorstel. Alleen maar mooier. Ik ben voorzichtiger geworden in het spreken over de werkelijkheid van God en de hemel. Vroeger wisten we alles zo goed. De ene theoloog zegt dit, de ander dat, maar wat is waar? En klopt wat wij zeggen dan allemaal wel precies?”
Hij heeft ermee geworsteld, met het proberen te vinden en steeds meer te voelen: dat gaat je niet lukken, vriend. ,,En dat hóéft ook niet. Ik ben door de jaren heen milder geworden, ook naar mezelf toe. Zonder deze Bijbel en dit evangelie zou ik niet verder kunnen. In wezen hebben we iets heel goeds en moois in handen: God die liefde is.
Maar ik vond het wel een vervelend proces om doorheen te gaan. Want je kunt ook op het punt komen dat je het geloof in de kliko gooit. Het heeft een tijdlang het leven vergald. Erover praten kon ik niet, ook niet omdat mensen het gauw verkeerd interpreteren. Goddank ben ik erdoorheen gekomen. Toen ik dit voorjaar een paar maanden betrokken was bij de Nederlandstalige kerkdiensten in Spanje, ben ik begonnen aan een boek hierover.”
God heeft mij gevonden, dat voel ik tot in mijn botten
,,Mijn hele leven ben ik op zoek naar God, zonder Hem echt te vinden. Maar ik ben er tot in mijn botten van overtuigd dat God mij allang gezocht én gevonden heeft. Dat maakt mijn eigen zoeken weliswaar lastig, maar ook relatief. Zijn barmhartigheid en genade, liefde en zorg zijn zo groot dat ik wel heel gekke dingen moet doen om daaruit te vallen.”
Tekst: Jeanet van der Linden
Beeld: Henrieke van Assen
Meer weten? www.andretroost.nl.
 
 
 