Lezer Joyce Bout e-mailde ons met haar eigen kerstverhaal voor kinderen. Dit willen we je niet onthouden. Leuk om met kerst voor te lezen of om zelf van te genieten: ga er maar eens goed voor zitten. Want er was eens, heel lang geleden….
Kerstverhaal
Er was eens heel lang geleden in een heel ver land…..
Nee, er was geen koning en ook geen koningin. Er was zelfs geen prins of prinses en niet eens een paleis.
Er was eens heel lang geleden in een heel ver land….. een stal. Dat is niet zo bijzonder, hè? Een stal is een hok voor dieren. Koeien en paarden staan in een stal en ezels en varkens kunnen er ook in. In een stal is het niet zo gezellig en netjes als bij jullie huis. Er ligt veel rommel en het is er meestal nogal donker. Mooie spulletjes staan er niet. Maar dat vinden de dieren niet zo erg. Als ze maar een plekje hebben om te slapen en te eten. En als het maar droog is en ze niet nat en koud worden als het regent. Dan vinden ze het allemaal wel best. Maar soms, heel soms gaat het anders.
In de stal van heel lang geleden in een heel ver land, staan ook dieren. Het zijn een ezel, een os, een paar schapen en wat duiven. Ook zitten er ganzen, kippen en een haan. Buiten is het koud, want het is midden in de winter. De stal is rommelig en een beetje donker, maar het is er wel droog en warm. Dat komt omdat de dieren dicht bij elkaar staan. Ze houden elkaar lekker warm. En er ligt heel veel stro in de stal. Dat zorgt er ook voor dat het warm blijft. En ze kunnen er allemaal van eten. Maar toch zijn de dieren niet helemaal tevreden. Eigenlijk zijn ze gewoon aan het mopperen. Luister maar.
‘Bèèèh’, mekkeren de schaapjes. ‘Hier staan we dan. Helemaal alleen in een stal’.
‘Boehhh’, loeit de os. ‘Niemand die naar ons omkijkt’.
‘Iaaa, iaaa, iaaa’, balkt de ezel. ‘Ik zou zo graag een aai over m’n kop willen hebben’.
‘Roekoe, roekoe’, koeren de duiven. ‘We zijn het stro eerlijk gezegd een beetje zat. We willen wel eens wat anders eten’.
‘Tok, tok, tok’, kakelen de kippen. ‘Het is veel te donker in de stal’.
‘Kukelekuuu’, kukelt de haan. ‘En het is hier gewoon een rommeltje’.
‘Gak, gak, gak’, gakken de ganzen. ‘Er staat echt niks waar we wat aan hebben’.
De dieren kijken om zich heen. Inderdaad, er staat niet veel bijzonders.
‘Een kapotte bezem, waar niet mee wordt geveegd’, mekkeren de schaapjes.
‘Een scheef bankje, waar niemand op zit’, ziet de os.
‘Een krakende deur, die niemand opendoet’, zeurt de ezel.
‘Een emmer met een deuk, waar geen water in zit’, mopperen de duiven.
‘Een oude lamp, die niet eens brandt’, jammeren de kippen.
‘Een klein kribje, zonder eten’, klaagt de haan.
‘Allemaal troep’, vinden de ganzen.
De dieren weten het zeker: niemand is blij met hen. Daarom zijn ze ook niet blij met hun stal. En al helemaal niet met de oude spullen die erin staan. Dat is wel een beetje sneu voor al die rommeltjes. Vooral het kribje wordt er verdrietig van. Het is ook maar een klein kribje, een heel klein voerbakje waar niet eens eten in zit.
De andere rommeltjes proberen hem te troosten.
‘Trek je er maar niks van aan’, zegt de bezem.
‘Laat de dieren maar mopperen’, vindt het bankje.
‘Wij hebben elkaar’, troost de deur.
‘Wij zijn oud, maar jij bent nog jong’, merkt de emmer op.
‘Er komt vast een moment dat iemand blij met je is’, zegt de lamp.
Kraak, kraak, zegt de deur opeens. De dieren en de rommeltjes schrikken ervan. Ze kijken allemaal naar de deur. Die is zelf ook verbaasd dat hij geluid maakt. Wat is er aan de hand? Iemand duwt de krakende deur voorzichtig open. Het is een jonge man. Hij draagt een jonge vrouw en legt haar in het stro. Ze slaapt. De jonge man ziet de oude lamp en steekt het lichtje aan. Met de kapotte bezem veegt hij de stal schoon. Hij pakt de emmer met een deuk en doet er water in.
De dieren komen nieuwsgierig kijken. De jongeman aait de ezel over zijn kop en strijkt over de rug van de os en de schaapjes. Hij haalt brood uit zijn buideltas en deelt dat met de dieren. De duiven, de kippen, de haan en de ganzen zijn al blij met de kruimeltjes. Dan gaat de jonge man op het scheve bankje zitten. En hij wacht….. en wacht. Waar zou hij op wachten?
Midden in de nacht schrikt iedereen wakker. De dieren en de rommeltjes waren tevreden in slaap gevallen. Ze waren zó blij dat er eindelijk iemand aardig deed, hen eten gaf en hen nodig had…. Maar nu horen ze gehuil. Is er dan toch nog iemand verdrietig? Het kribje misschien? Want daar heeft niemand naar omgekeken.
Maar kijk eens? Het kribje staat middenin de stal. Er ligt stro in het voerbakje en in het stro ligt een baby. Het baby’tje huilt een beetje, maar de jonge vrouw troost Hem. Ze zit samen met de jonge man naast het kribje.
‘Is Hij niet mooi, Jozef?, vraagt de jonge vrouw.
‘Het mooiste wat ik ooit heb gezien, Maria’, zegt Jozef. ‘En wat boffen we met deze stal’.
‘En met de dieren en al die spulletjes’, vindt Maria. ‘Ze houden ons lekker warm en het is gezellig met hen erbij. We hebben alles wat we nodig hebben’.
‘Zelfs een kribje om Gods Zoon in te leggen’, knikt Jozef. ‘Hoe mooi is dat?’
De dieren en de rommeltjes zijn er stil van. Ze begrijpen dat dit een heel bijzonder moment is. Gods Zoon is geboren in een rommelige stal, met ontevreden dieren en oude spulletjes. Maar voor de Here God was het de juiste plek. Ze waren nodig, de Here God wilde hen erbij hebben. En dan zijn ze opeens zó dankbaar en zó blij. Zo dankbaar en blij als dieren en rommeltjes maar kunnen zijn. En het kribje nog het allermeest. Hij straalt aan alle kanten. Want hij mag als kleinste, het allergrootste wat je maar bedenken kunt vasthouden. En hij weet zeker: dit laat ik nooit meer los.
‘Ik wil Hem altijd vast blijven houden’, zegt het kribje stralend.
‘Wij ook’, mekkeren de schaapjes, loeit de os, balkt de ezel, koeren de duiven, kakelen de kippen, kukelt de haan en gakken de ganzen.
‘En wij ook’, zeggen de bezem, het bankje, de deur, de emmer en de lamp. Ze voelen zich helemaal niet meer oud, kapot en onbelangrijk meer. Want Jezus is bij hen gekomen.
Joyce Bout maakte rond de christelijke feestdagen hoopgevende, humoristische en spannende ‘verhalen met een Boodschap’. Voor zendingsorganisaties als de GZB en de Stichting Albanië Comité Huizen schreef ze onder meer reisverslagen in brochurevorm en in opdracht van de uitgever van de Huizer Courant verschenen er negen boeken van har hand met als titel ‘Oud-Huizen in beeld’. Voor één van de kleinkinderen maakte ze een persoonlijk peuterboekje op rijm en daar zullen er vast meer van volgen.
Bestel de kersteditie van Elisabeth Magazine en deel Elisabeth uit met kerst. Of neem direct een abonnement en ontvang Elisabeth 23 keer per jaar thuis.
Tekst: Joyce Bout (Elisabeth Magazine 2021)
Beeld: Gerd Altman via Pixabay/geralt